
Wonen in een bejaardentehuis. Ik kon me er geen beeld van vormen toen de optie zich voordeed. Mijn eerste reactie was terughoudend van aard: mensen aan het eind van hun leven… daar krijg je vast weinig energie van, leek me. Ik twijfelde eerst dan ook of ik zoiets wel aan wilde gaan. Maar na drie maanden wonen in Tuindorp-Oost is mijn beeld 180 graden gedraaid. Ik heb mijn buurvrouw begeleid in de laatste weken van haar leven. En het was zo mooi om te doen. Om de tijd te nemen om even bij haar te komen zitten, een kopje koffie te drinken. Samen asperges te eten, die voor haar natuurlijk veel te taai en draderig waren om weg te krijgen. Samen naar het winkelcentrum gaan om een boel zoete lekkernijen te halen, een van de weinige dingen die ze nog wél wegkreeg. Samen stiekem een sigaretje roken op het balkon, omdat het haar “geen snars meer kon schelen.” Plannen maken om naar de speelhal te gaan, maar tot de conclusie komen dat dat toch wel een beetje ver weg was. Horen over hoe ze carrière had gemaakt in de mode-industrie en hoe ze altijd voor zichzelf heeft gezorgd. En haar ongenoegen en verlorenheid te zien over het feit dat ze dat nu niet meer kon. Bij de pinken als ze was, had ze maar al te goed door hoe ze aftakelde.
Dementie had geen bezit van haar genomen, dus haar geest was tot een paar weken voordat ze stierf heel helder. Des te wranger was het voor haar om steeds minder te kunnen, steeds minder leven in haar lichaam te voelen. Om te merken dat haar ogen steeds slechter zagen en om herhaaldelijk zaken kwijt te zijn. Zelf haar kunstgebit op een gegeven moment. Ondanks deze pijnlijke, bewuste staat van zijn, bezat onze buurvrouw nog een gezonde dosis cynische humor. Ik heb vaak om haar zure grappen gelachen, na eerst gecheckt te hebben of ze wel echt cynisch bedoeld waren. De twinkeling in haar felblauwe kraaloogjes liet daar geen twijfel over bestaan. Zoals die keer toen ze voor de tweede keer in één week was gevallen, omdat haar tere benen haar simpelweg niet meer konden dragen en ze daar een joekel van een blauw oog aan over hield. Haar verklaring: “Ach ik ben gewoon wat uitgeschoten met de oogschaduw.” Gevolgd door die droge, samenzweerderige glimlach van d’r.. Onschatbaar.
Het was ons zoontje Mees die haar bij ons op de stoep deed belanden. Toen we er net een week of wat woonden, belde ze aan met de vraag of Mees er ook was. Toen ik zei van niet, maakte ze rechtsomkeerts: “Jammer, ik kwam voor Mees. Goedemiddag!” Lekker direct was ze. Ik mis haar en haar bitterzoetheid. Het allermooiste was m’n buurvrouw als ze bij Mees was. Haar ogen lichtten dan op en ze werd in een klap blij en luchtig. Vroeg zich hardop af waar ze zou beginnen met hem op te eten. Ook leerde ze hem nuttige wijsheden: “Als iets je niet zint, dan zeg je gewoon verdomme!” Deze lijn van opvoeding zetten wij uiteraard door.
Uiteindelijk is de derde val haar fataal geworden. Gelukkig. Haar lijf was op. In het ziekenhuisbed lag een klein meisje van 30 kilo. Met zachte witte haren en zware oogleden. Die wederom oplichtten toen ik Mees bij haar zette. Praten lukte niet meer, maar stralen konden haar ogen nog steeds. Ook haar humor was er nog. Ik gaf haar wat te drinken met een rietje en in plaats van te zuigen, blies ze bubbels in het glas. Daarna weer die eigenzinnige blik. En toen gleed ze in slaap. De boterkoekjes die ik meebracht heeft ze denk ik niet meer opgegeten.
We zijn naar haar crematie geweest. In een besloten kring van familie en wat vrienden en kennissen werden we warm onthaald. Ik pinkte een traantje weg toen de ceremonie besloten werd met een door haar zelf uitgekozen lied: ‘Is that all there is?’ van Peggy Lee. Luister het maar eens, het was zo toepasselijk! “Is that all there is? Is that all there is? If that’s all there is, my friend, then let’s keep dancing. Let’s bring out the booze and have a ball.. If that’s all there is…” Zo voelde ze zich waarschijnlijk aan het eind van haar leven, geen partner – nooit gehad ook – niet veel bezoek, in slechte gezondheid. Maar dan die bitterzoete inval: laten we er een feestje van maken, ookal gaat het niet meer! Lekker roken en gokken, het heeft toch geen zin meer. Het heeft me gegrepen. Om zoiets van zo dichtbij mee te maken is verrijkend geweest. Het hoort bij het leven, het einde. We hebben haar laatste maanden een stukje aangenamer gemaakt door er met aandacht te zijn. En dat voelt zo bevredigend, het geeft me energie! Het beeld dat ik had van wonen met bejaarden had klopte niet. Door ze voor vol aan te zien en met respect te behandelen, dragen we bij aan de kwaliteit van hun leven. Ookal staan ze in hun luier in de lift ‘s nachts, ookal mopperen ze, ookal vertellen ze alwéér hetzelfde verhaal en vergeten ze dat je je al tig keer hebt voorgesteld. Op het moment dat je besluit de ander als gelijkwaardig te zien, kun je pas echt contact maken. Ik geloof dat het interacteren met ouderen en ze echt zíen, voor vol aanzien, iets is dat zowel oud als jong kan verrijken.